- lam
- lam1{{/term}}〈het〉1 agneau 〈m.〉, agnelle 〈v.〉 ⇒ 〈lammetje〉agnelet 〈m.〉♦voorbeelden:1 onschuldig als een pasgeboren lam • innocent comme l'enfant qui vient de naîtreals een lam ter slachtbank geleid worden • se laisser égorger comme un moutonzo gedwee, mak als een lam • doux comme un agneau¶ het Lam Gods • l'Agneau de Dieu————————lam2{{/term}}〈bijvoeglijk naamwoord, bijwoord〉1 [verlamd] 〈bijvoeglijk naamwoord〉 paralysé; 〈bijwoord〉 comme paralysé2 [stukgedraaid] 〈bijvoeglijk naamwoord〉 fou/fol/folle3 [krachteloos] 〈bijvoeglijk naamwoord〉 faible; 〈bijwoord〉 faiblement4 [onaangenaam] 〈bijvoeglijk naamwoord〉 ennuyeux 〈v.: ennuyeuse〉; 〈bijwoord〉 désagréablement5 [dronken] 〈bijvoeglijk naamwoord〉 rond♦voorbeelden:1 als lam geslagen van schrik • comme paralysé de frayeur〈figuurlijk〉 het verkeer lam leggen • paralyser le traficiemand lam slaan • battre qn. comme plâtrezich (half) lam werken • travailler comme une bête de somme3 zich lam voelen • 〈zwak〉 se sentir faible; 〈moe〉 se sentir éreinté4 een lamme boel • une situation désagréableeen lamme vent • un type barbant
Deens-Russisch woordenboek. 2015.